Sie sind hier: Startseite » Mühlen » Windmühlen » Limburg NL

Limburg NL

Info

Alle Information über Mühlen in Limburg sind hier zu finden. Offene Tage, Mühlentage usw. Übersetzungsmöglichkeiten der technischen Begriffe.

  • Beesel
  • Beegden
  • Melik
  • Horn
  • Ohe en Laak
  • Odilienberg
  • Urmond
  • Lottum Houthuizen
  • Horst
  • Tungelroy

info

Beesel ist eine niederländische Gemeinde in der Provinz Limburg. Beesel liegt zwischen der Maas und der parallel zu ihr verlaufenden deutschen Grenze. Durch Eingemeindungen der Städte ist Beesel auf der rechten Maasseite die letzte verbleibende Landgemeinde zwischen Roermond im Süden und Venlo im Norden. Die deutschen Nachbargemeinden sind Brüggen und Nettetal.

am Maasufer

Mehr dazu unter:

http://www.molendatabase.nl/nederland/molen.php?nummer=400
Eine traumhafte Sicht auf die Mühle hat man vom Hochufer in Neer Richtung Beesel, oder auch vom Abwasserkanal aus zwischen Neer und Kessel-Eik

"De geschiedenis van deze molen in Limburg begon in 1891, toen Hendrik Cuypers een molen uit de Zaanstreek opkocht voor zijn bedrijf. Cuypers was molenaar, maar ook bierbrouwer. Hij vestigde zich in de jaren tachtig in Beesel, waar hij een oude jeneverstokerij aan de Markt als maalderij en houtzagerij inrichtte. Een stoommachine, waarvan de ketel met houtafval werd gestookt, diende als krachtbron.
De onderdelen van de Zaanse houtzager De Grauwe Beer werden over water naar Beesel vervoerd en in 1891-1892 op de kleine Solberg als bergkorenmolen opgebouwd. Het werd een eenvoudige Limburgse dorpsmolen, strak en sober van vorm door het weglaten van de uitbrekers. De Zaanse naam bleef gehandhaafd.

Makkelijk werken was het niet op deze molen: de overbrengingsverhouding was, in combinatie met de betrekkelijk kleine vlucht van 22 meter, te groot voor de in Limburg veelvuldig voorkomende windsnelheden. De molen had dan ook een sterke wind nodig, liep zwaar aan en draaide onregelmatig. Het koppel 17der stenen was voorzien van een regulateur; het kleine koppel wed gebruikt als er weinig wind was.

Na de dood van Cuypers kwam de molen in bezit van de kinderen Johannes, Petrus en Henricus. Het maalbedrijf voerde vanaf dat moment de naam: Gebr. Cuypers. In 1926 werd onderin de molen een maalstoel en in een machinekamer in de molenberg een ruwoliemotor geplaatst. De inrichting werd later uitgebreid met een centrifugaalbuil voor het zeven van boekweitmeel.

Tijdens een novemberstorm in 1930 brak een van de houten roeden. Met financiële steun van de Vereeniging De Hollandsche Molen en de Vereeniging De Zaanse Molen, die hun Grauwe Beer nog niet vergeten waren, konden twee ijzeren Potroeden van een molen in Loenen aan de Vecht worden aangeschaft.

In de Tweede Wereldoorlog ging het mis: november 1944 leed de molen zware schade bij gevechten tussen Duitse en geallieerde troepen. Op 25 november kreeg de as een voltreffer uit Schots geschut en het gevlucht stortte neer. Na de bevrijding, toen het leven weer enigszins zijn normale loop had gekregen, werd de kap afgedekt en kon er, na herstel van de elektriciteitsvoorziening, weer met de maalstoel worden gemalen.

Het duurde nog acht jaar, voordat de molen door molenmaker Adriaens uit Weert kon worden hersteld. De molenas en het gevlucht kwamen van de inmiddels onttakelde windmolen van Thorn. Beide roeden, die te lang waren, werden tot ongeveer 22 m. ingekort en voorzien van het systeem-Van Bussel met remkleppen. De doorsnede van de gaten in de askop en van de roeden was tamelijk groot, zodat het gevlucht in verhouding tot zijn lengte zwaar was. Uit de oude vernielde Potroeden kon de lange spruit en de staartbalk worden gemaakt. Voor de schoren werden ijzeren U-profielen gebruikt. Achtkant en kap werden met dakleer gedekt. In 1952 was de molen gereed en op 20 december van dat jaar werd hij feestelijk in bedrijf gesteld.

In verband met de opkomst van de intensieve veehouderij en het algemeen gebruik van mengvoeder waren ook de Gebr. Cuypers overgegaan tot het installeren van een elektrische hamermolen en een mengketel, die onder in de windmolen werden geplaatst. Met de wind werd vrijwel niet meer gemalen en het onderhoud van de molen bleef achterwege. Het ergste was, dat de stijlen van het achtkant aan de voet vermolmd waren. Naarmate het gemaal als gevolg van de concurentie door de grote mengvoederfabrieken afnam, nam de belangstelling van de familie Cuypers voor hun windmolen toe, maar door het ontbreken van voldoende subsidies kwam de voorgenomen restauratie in een impasse.

In 1974 kocht de Beeselse advocaat en vrijwillig molenaar mr. J.L.J. Derckx de molen. Na de nodige (subsidie)problemen kon eerst in 1980 opdracht aan de molenmaker worden gegeven.
In 1981 volgde afbraak in het dorp en in de buurtschap Kerkveld, aan de oever van de Maas, verrees in 1982/83 een vrijwel nieuwe molen.
Deze is wat hoofdafmetingen en inrichting betreft vrijwel identiek aan de oorspronkelijke. Op 8 oktober 1983 werd de molen officieel geopend en is sindsdien weer regelmatig in bedrijf.

De Grauwe Beer is in de molenwereld een begrip, omdat dit de eerste bovenkruier-houtzaagmolen zou zijn geweest, gebouwd in 1604 te Zaandam. Inmiddels is het bouwjaar iets naar boven bijgesteld, 1614, maar er is geen enkel bewijs, dat de toen opgerichte molen inderdaad een bovenkruier was. De in Limburg aanwezige en deels nog te herleiden constructie is zeer waarschijnlijk niet ouder dan ca. 1750.
Van de oude molen zijn na de herbouw slechts vier bintbalken overgebleven: één in de onderste en drie in de bovenste bintlaag. De legeringsbalk die is overgebleven in de onderste bintlaag, de vroegere krukzolder, vertoont nog een inkeping waarin een krukpol gestaan heeft. Het is zo nog precies te zien hoe de molen in elkaar gezeten heeft als houtzager.

De Grauwe Beer ligt in het winterbed van de Maas en heeft dat al een aantal keren ervaren. In 1984, nog geen jaar na de opening, kwam er 20 cm water binnen. In 1993 en 1995 was dat 1,12 resp. 1,20 meter! Inmiddels wordt, ondanks de meer dan prachtige ligging, serieus overwogen de molen opnieuw te verplaatsen, omdat deze overstromingen de constructie ondermijnen. "

Die Geschichte dieser Limburger Mühle begann 1891, als Hendrik Cuypers eine Mühle aus Zaanstreek für seinen Betrieb kaufte. Cuypers war sowohl Müller als auch Bierbrauer. Er siedelte sich in den achtziger Jahren in Beesel an, wo er eine Brennerei am Markt als Mühle und Sägewerk einrichtete. Eine Dampfmaschine, deren Kessel mit Holzabfall befeuert wurde, diente als Energiespender. Die Einzelteile von der Zaanse Sägewerk wurden über Wasser nach Beesel verbracht und zwischen 1891 und 92 auf dem kleinen Solberg als Kornmühle aufgebaut.

Es war eine einfache Limburger Dorfmühle, eng und nüchtern in der Form durch das Weglassen von Verzierungen. Der Zaanse Namen blieb erhalten. Ein einfaches Arbeiten war es in der Mühle nicht, das Verhältnis war in Verbindung mit einer relativ kleinen Flucht zu groß für die Limburg vorkommenden Windgeschwindigkeiten. Die Mühle hatte dann einen starken Wind nötig, lieft zwar an, drehte aber unregelmäßig. Ein paar 17ner Steine waren als Kompensation vorgesehen, ein kleines Paar wurde gebraucht, wenn wenig Wind war.

Nach dem Tod von Cuypers kam die Mühle in Besitz von dessen Kinder Johannes, Petrus und Henricus. Der Mahlbetrieb führte ab dieser Zeit den Namen: Gebrüder Cuypers. 1926 wurde im Boden der Mühle ein Mahlwerk und in eine Maschinenkammer im Mühlenberg ein Rohölmotor eingebaut. Diese Einrichtung wurde später ausgebaut mit einer Zentrifuge zum Aussieben von Buchenweismehl.

Während eines Novembersturmes 1930 brachen die hölzernen Stangen. Mit finanzieller Unterstützung der Vereinigung der holländischen Mühlen und der Vereinigung der Zaanse Mühlen, die ihren Grauwe Beer noch nicht vergessen hatten, konnten zwei eiserne Stangen von einer Mühle in Loenen an der Vecht besorgt werden.

Im 2.Weltkrieg ging es schlecht weiter, November 1944 erhielt die Mühle einen schweren Schaden während eines Gefechtes zwischen deutschen und alliierten Truppen. Am 25 November erhielt sie einen Volltreffer aus schottischen Geschützen und das Flügelwerk stürzte nieder. Nach der Befreiung, als das Leben wieder langsam seinen Lauf bekam, wurde die Kappe wieder abgedeckt und nach Einbringung der elektrischen Versorgung wieder mit dem Mahlbetrieb begonnen werden.

Es dauerte noch 8 Jahre bis die Mühle durch den Mühlenbauer Adriaens aus Weert wieder hergestellt wurde. Die Mittel dazu kamen von einer abgebrochenen Mühle aus Thorn.. Beide Stangen, die zu lang waren wurden auf ungefähr 22 Meter verkürzt und versahen das System van Bussel mit Klappen. Der Durchschnitt der Löcher in den askop und der der Stangen war ziemlich groß, so das das Verhältnis der Läge zur Flucht zu schwer war.

1974 kaufte der Beeseler Anwalt und Hobbymüller J.L.J.Derchx die Mühle. Nachdem die notwendigen Zuschussprobleme gelöst waren , konnte 1980 der Auftrag an den Mühlenbauer ergehen. 1981 erfolgte der Abbruch im Dorf und am Ufer der Maas entstand 1982/83 eine durchweg neue Mühle. Diese ist was Abmessungen und Einrichtung betrifft mit der ursprünglichen identisch. Am 8. Oktober 1983 wurde sie offiziell eröffnet und ist seitdem wieder regelmäßig in Betrieb.

Der Grawue Beer ist in der Mühlenwelt ein Begriff, weil sie die erste überkreuz Holzsägemühle gewesen sein soll, die 1604 in Zaandam gebaut wurde., sicher ist dies aber nicht. Mühlen diesen Types gibt es in Limburg erst nicht älter als 1750. Auch sind von den original Baustoffen nur einige Balken erhalten.

Die Mühle liegt im Winterbett der Maas und hat dies schon einige Male erfahren müssen. 1984, noch kein Jahr nach der Eröffnung kamen 20 cm Wasser herein. 1993 bzw. 1995 waren es 1,12 bzw 1,20 Meter. Unterdessen wurde trotz der prächtigen Lage überlegt, die Mühle erneut umzusetzen, weil die Überflutungen die Konstruktion unterhöhlen.
Übersetzung webmaster

Vertaalen voor onz gasten
Vertaalen voor onz gasten Willkommen bei der Kornmühle der graue Bär Diese in Zaandam 1604 gebaute Mühle war ürsprünglich ein Sägemühle.1891 wurde der graue bär in Zandam abgebrochen und nach Beesel verschifft. Dort wurde die Mühle aufgebaut und als Kornmühle eingerichtet. Bis in die 50 Jahre ist die Mühle in Gebrauch geblieben bis die Mahltätigkeit kein Gewinn abwarf. Eine Anzahl Jahre blieb die Mühle arbeitslos, bis sie in den Jahren 1982-1983 restauriert und an ihren heutigen Platz versetzt wurde. Hier steht die Mühle wieder im Wind, was für ihre optimale Function wichtig ist. Seitdem ist die Mühle auf freiwilliger Basis wieder in Betrieb.

info

Beegden(Limburgs: Bieëgdje) is een kerkdorp in de gemeente Maasgouw in de Nederlandse provincie Limburg. Het heeft ongeveer 1800 inwoners. Beegden heeft een landelijke ligging tussen de dorpen Heel en Horn, de Maas en natuurgebied de Beegderheide en ligt vlak bij de stad Roermond.

Die niederländische Ortschaft Beegden ist seit 1991 ein Ortsteil der limburgischen Gemeinde Heel und liegt am linken Ufer der Maas ca. 10 km südwestlich der Stadt Roermond. Der Ort hat etwa 2.800 Einwohner und liegt auf einer Höhe von nur 7-10 Meter über NN.
In der noch teilweise landwirtschaftlich geprägten Ortschaft spielt nicht zuletzt der Tourismus nahe der beliebten Einkaufsstadt Roermond sowie den Wassersportgelegenheiten an der Maas eine recht bedeutende Rolle.



Frontansicht

St Lindertmolen Beegden
St Lindertmolen Beegden Kann besichtigt werden

Mehr information:

http://www.molendatabase.nl/nederland/molen.php?nummer=399
"De standaardmolen stond eerst in Heel en was eigendom van de koopman Gerard Vissers. In 1856 kreeg Vissers toestemming van het provinciaal bestuur om zijn windmolen van Heel naar Beegden te verplaatsen. Hij kocht daarvoor in hetzelfde jaar een stuk land Aan het Mulleven van Anna Maria Schreurs, die het perceel eerder van de slager Jan Puts uit Beegden had gekocht.
Toen de molen in 1857 in gebruik werd genomen, werd zijn standplaats aangeduid met 'Aan het Molenven'. Vissers verpachtte de molen aan Frans of Willem Frans Bongaerts, die in 1864 eigenaar werd. Bij boedelscheiding in 1906 werd zijn zoon Hubert of Peter Mathijs Hubert eigenaar. Hij woonde in het dorp Beegden omdat er bij de molen toen nog geen woning stond.
In 1913 verkocht Hubert Bongaerts de standaardmolen aan Gerard Houtakkers, landbouwer in Heel. Daarna werd Mathieu Hoex, molenaar te Panheel eigenaar. Hij stond van 1920 tot 1927 op de molen, die toen werd overgenomen door de N.V. Maatschappij tot exploitatie van onroerende goederen Libra gevestigd in Heythuysen.

Op het einde van de jaren twintig werd de molen gepacht door Johannes Hubertus 'Sjeng' Niessen, die in 1940 door koop eigenaar werd.
In 1928 werd de voet van de oorspronkelijk open standaardmolen voorzien van rondgaande muren en een paraplu gedekt met asfaltpapier, waardoor het een gesloten standaardmolen werd. In die tijd was de borst of het stormeind met eikenhouten schaliën gedekt. Sjeng Niessen vertelde (1978) dat hij deze ombouwwing zelf heeft verricht. Gezien de dateringen zou dat kunnen kloppen.
Sjeng Niessen was na het overlijden van zijn vader als 14-jarige jongen op de watervluchtmolen van Maasniel werkzaam geweest. Hij verbleef daar van 1914 tot medio 1927 en leerde van zijn oom Sjang zowel het malen als het slaan van oliezaad. Niessen is voor zover bekend de laatste molenaar in Limburg, die het werk van olieslager nog heeft uitgeoefend. Zijn vader was destijds molenaar op de windmolen van Papenhoven, waar schors en koren werd gemalen. Hij overleed daar op 43-jarige leeftijd, waarna de kinderen bij familie werden ondergebracht.
Sjeng Niessen liet een woonhuis bij de molen bouwen en breidde het bedrijf met een magazijn uit, waarin een elektrisch hulpgemaal met een koppel 14der stenen werd geplaatst. Op het einde van de jaren vijftig werd de maalstoel vervangen door een kleine hamermolen van het type Econoom, geleverd door de firma Gebr. Jaspers uit Aarle-Rixtel (N.B.).

Dit is steeds een mooie molen geweest: één van de weinige standaardmolens met een wachthuisje op het balkon. Vroeger was de binnenroede voorzien van het stroomlijnsysteem Van Bussel. Nu liggen er nog steeds twee koppel 17der stenen op de molen.
Tijdens de bevrijding in 1944 liep de molen geen oorlogsschade op, de dorpskerk daarentegen werd verwoest. De molen ontsnapte; volgens Sjeng Niessen lag het dynamiet klaar op een karretje maar bleef de molen gespaard, omdat de Duitsers zich snel moesten terugtrekken. Niessen zelf was op dat moment niet in het dorp, maar moest elders (gedwongen) werken voor de Duitsers. Hij nam de molen weer in bedrijf, nadat hij een paar zeilen had kunnen overnemen van een collega, wiens molen wèl verwoest was!
In 1950 kreeg de molen een herstelbeurt en werden de twee stroomlijnwieken aangebracht. In 1968 onderging de molen een omvangrijke restauratie. Daarbij werden twee hoekstijlen, de waterlijsten, de trapbalk, het stormeind, de windpeluw, de staart en de kruihaspel vernieuwd. De kap en het stormeind werden weer met eikenhouten schalieën gedekt. De twee molenroeden, bestaande uit een oude Potroede en een nieuwe Derckxroede, werden Oudhollands opgehekt.
De molen stond na de ingebruikname van de hamermolen reeds verscheidene jaren stil en werd ook na de restauratie niet meer gebruikt. "

Diese Bockwindmühle stand erst in Heel und war Eigentum des Kaufmannes Gerhard Vissers. 1856 erhielt Vissers von der Provincialbehörde die Erlaubniss die Mühle von Heel nach Beegden zu versetzen. Er kaufte dafür ein Stück Land an het Mulleven von Anna Maria Schreurs, die die Parzelle vorher vom Metzger Jan Puts aus Beegden gekauft hatte.

Als die Mühle 1857 in Gebrauch genommen wurde, wurde ihr Standplatz als „ am Molenven“ beschrieben. Visses verpachtete die Mühle an Franz oder Willem Frans Bongaerts, die 1864 Eigentümer wurden. Bei einer Vermögensteilung 1906 wurde sein Sohn Huber oder Peter Matijs Hubert Eigentümer. Er wohnte weiter in Beegden, weil er an der Mühle noch keine Wohnung hatte.

1913 verkaufte Hubert Bongaets die Mühle an Gerad Houtakkers, Landmann in Heel. Danach wurde Mathieu Hoek, Müller aus Panheel Eigentümer. Er blieb von 1920 bis 1927 auf der Mühle, gefolgt von der Gesellschaft NV aus Heythuysen, eine Immobilieninvestor.



Am Ende der 20ziger Jahre wurde die Mühle von Johannes Hubertus ‚Sjeng‘ Niessen gepachtet, der 1940 durch Kauf Eigentümer wurde..

1928 wurde die ursprünglich offene Mühle durch eine umlaufende Mauer verändert, das Dach wurde mit Teerpappe gedeckt, wodurch es eine geschlossenen Mühle wurde. ZU dieser Zeit war die Vorder oder Wetterseite mit Eichenschindeln belegt. Sjeng Niessen erzählte 1978, das er diese Arbeiten selber durchgeführt hätte. Aufgrund der Datierung könnte dies auch so sein.

S.N. war nach dem Tode seines Vater als 14 jähriger auf der Wassermühler von Maasniel tätig gewesen. Er blieb dort von 1914 bis Mitte 1927 und lernte von seinem Onkel Sjang das mahlen und Schlagen von Ölsaat. Niesssen ist soweit bekannt, der letzte Müller in Limburg, die das Ölschlägen noch ausgeführt haben. Sein Vater war in dieser Zeit Müller auf der Windmühle in Papenhoven, wo Rinde und Korn gemahlen wurden. Er starb dort 43 jährig, wobei die Kinder bei Familien untergebracht wurden.

Sjeng Niessen ließ ein Wohnhaus bei der Mühle bauen und erweiterte den Betrieb durch ein Magazin, worin ein elektrischer Antrieb zwei 14er Stein bewegte. Ende der 50ziger Jahre wurde das Mahlwerk durch eine Hamermühle vom Type Econoom, geliefert durch die Firma Gebr. Jaspers aus Aarle-Rixeln ersetzt.

Sie ist stets noch eine schöne Mühle gewesen, eine der Wenigen mit einem Wachhäuschen auf dem Söller. Es sind immer noch 2 17zehner Steine vorhanden.

Während der Befreiung 1944 erlitt sie keinerlei Schäden, während die Dorfkirche verwüstet wurde. Die Mühle entkam dem zugedachten Schicksal, das Dynamit lag schon bereit, aber die Deutschen mussten sich schnell zurückziehen. Niessen selbst war zu dem Zeitpunkt nicht im Dorf, sondern musste Zwangsarbeit bei den Deutschen leisten. Er nahm die Mühle wieder in Betrieb, nachdem er von einem Kollegen Flügelsegel übernehmen konnte, dessen Mühle verwüstet war.

1968 wurde die Mühle resturiert.

info

Melick ist ein Dorf am Fluss Rur in der niederländischen Provinz Limburg. Es ist Ortsteil der Gemeinde Roerdalen und hat 3650 Einwohner (Stand Januar 2006).

Melick (damals Mederiacum) ist seit der Römerzeit bekannt. In einer Urkunde aus 943 wird Melick Malialicol genannt.
Die Prins Bernhard Mühle liegt auf dem Meillenberg (Aan de Waterschei). Sie ist eine Bockwindmühle und wurde 1999 an der Stelle gebaut, an der die damalige Mühle stand. Diese wurde 1945 durch Kriegseinwirkung zerstört. siehe auch www.roerdalen.nl
In der Restauration gegenüber der Mühle ist ein Museum mit historischen landwirtschaftlichen Geräten.

aus http://www.molendatabase.nl/nederland/molen.php?nummer=442


"In de buurtschap Waterscheid gelegen tussen de dorpen Melick en Herkenbosch, staat sinds 1999 op de heide een halfgesloten standaardmolen. Deze is een replica van een standerdmolen die daar in 1936 was gebouwd en in 1944 door oorlogsgeweld werd verwoest.

Na de oorlog is de molen niet herbouwd. Molenaar Harrie van der Venne hield wel tot in de jaren zeventig een maalbedrijf halverwege Waterscheid. Het verlies van de windmolen kan de molenaarsfamilie echter moeilijk verwerken. In de jaren zestig is er even hoop op het verplaatsen van de standerdmolen van Baexem naar Melick. Uiteindelijk besluit de gemeente Baexem de molen zelf te kopen en te restaureren. Perspectief op een andere, te verplaatsen molen is er niet en Melick lijkt molenloos te blijven.

De gemeentelijke herindeling eind jaren tachtig biedt echter nieuwe mogelijkheden. Voor de nieuwe gemeente Roerdalen (Melick, Herkenbosch en Vlodrop) is het bevorderen van de recreatie en het beheer van de natuur een van de belangrijkste taken. Melick heeft, in tegenstelling tot de andere kernen geen echte toeristische trekpleister meer.

De opgerichte Stichting Molen Prins Bernhard gaat aan de slag en het zal duidelijk zijn dat de financiën het grootste probleem vormen: kostte de verplaatsing van de standerdmolen in 1937 nog ƒ 3.000,-, een nieuwe molen in Melick ging al gauw meer dan ƒ 700.000,- kosten. En aangezien het hier niet om een monument gaat, kon geen beroep gedaan werden op de gebruikelijke subsidieregelingen.
Het grootste deel van de kosten van nieuwbouw zijn toch uit subsidies verkegen, o.a. van de gemeente, de provincie, de Stuurgroep Nadere Uitwerking Brabant en Limburg (NUBL) en het Waardevol Cultuurlandschap midden-Limburg (WCL).
De molenstichting weet het tekort aan te vullen door de succesvolle benadering van sponsors en particulieren.

Op 30 september 1997 kreeg de moelnmakerij Adriaens uit Weert de opdracht tot bouw van een nieuwe standerdmolen. In Melick zelf waren alleen de vier opgemetselde teerlingen te zien; in de werkplaats van de molenmaker werd echter ondertussen hard gewerkt en op 10 februari 1999 kon de standerd officieel geplaatst worden. Op 18 maart was de herbouw al zover gevorderd dat de nieuwe roeden gestoken konden worden en op 8 mei (Nationale Molendag) vond de opening plaats. Melick had zijn molen weer terug.

Tijdens de opening werd Commissaris van de Koningin Baron Van Voorst tot Voorst geassisteerd door molenaar Harrie van der Venne. Inderdaad: dezelfde die in het laatste oorlogsjaar zijn molen vernietigd zag werden door bezetter en bevrijder.
Tachtig jaar was hij inmiddels en zichtbaar geëmotioneerd volgde hij de officiële handelingen.

Wil de molen Prins Bernhard helemaal tot zijn recht komen, dan moet er nog wel wat aan de omgeving gebeuren. De molen staat niet meer vrij in een heideveld, maar wordt omringd door hoge bomen. Deze liggen deels op privéterrein en het zal nog enige overredingskracht kosten om die eigenaar te overtuigen. Maar hopelijk ziet hij in dat een werkende molen alleen maar kan functioneren wanneer de omgeving vrij van begroeiing is. De Melickse molen verdient het immers om optimaal te draaien en te malen, als het aloude sieraad in het landschap. "

In der Nachbarschaft Waterscheid, gelegen zwischen den Dörfern Melick und Herkenbosch steht seit 1999 eine halboffene Bockwindmühle. Dies ist eine Kopie einer Mühle, die 1936 gebaut und 1944 durch Kriegseinfluss zerstört wurde.

Nach dem Krieg ist die Mühle nicht wiederaufgebaut worden. Der Müller Harrie van der Venne hielt bis in die 70ziger Jahre einen Mahlbetrieb an der Waterscheid aufrecht.. Den Verlust der Mühle konnte er nur schwer überwinden. In den 60ziger Jahren bestand noch Hoffnung, eine Mühle von Baxem nach Melick zu bringen. Dann beschloss die Gemeinde Baxem, die Mühle selbst zu kaufen und zu restaurieren. Die Perspektive für den Einen, aber ein Verbringen verhinderte nicht, das Merlick mühlenlos blieb.

Die Gemeindereform Ende der 80ziger Jahre bot neue Möglichkeiten. Für die neue Gemeinde Roerdalen(Melick, Herkenbosch und Vlodrop) ist die Förderung von Erholung und Schutz der Natur ein wichtiges Anliegen. Melick hatte, im Gegensatz zu den anderen Orten, kein echtes touristisches Event zu bieten.

So begann die Stiftung Mühle Prinz Bernhard und es wurde deutlich, das das größte Problem die Finanzen waren:

- Kosten der Versetzung in 1937 noch 3000 Gulden

- Eine neue Mühle jetzt soll mehr als 70000 Gulden kosten.

Da es sich hier nicht um ein Denkmal ging, konnten die gebräuchlichen Fördermittel nicht genommen werden.

Allerdings ist der größte Anteil der Neubaukosten dann doch durch Zuschüsse erfolgt, unter anderem durch die Gemeinde, der Provinz, der Unterstützungsgruppe Nadere Uitwerking Braband en Limburg (NUBL) und der Waardevol Culuurlandschap midden-Limburg (WCL). Die Mühlenstiftung wusste dies mit der erfolgreichen Werbung von Sponsoren und Privatleuten zu ergänzen.

Am 30.September 1997 erhielt der Mühlenbauer Adrianes aus Weert den Auftrag, eine neue Mühle zu bauen. In Melick standen lediglich noch 4 gemauerte Würfel, so wurde in der Werkstatt des Mühlenbauers hart gearbeitet, so das am 10 Februar 1999 das Standwerk aufgestellt werden konnte. Am 18 März war der Bau soweit das die neuen Stangen gesteckt werden konnten und am 8. Mai (Nationaler Mühlentag) fand die Eröffnung statt. Melick hatte seine Mühle wieder.

Während der Eröffnung wurde dem Kommissar der Königin, Baron van Voorst zu Voorst durch den Müller Harrie van Venne assistiert; und in der Tat, das sah gleicht aus wie das was durch Besatzer und Befreier im letzten Kriegsjahr vernichtet wurde. Mit achtzig Jahren war er sichtbar berührt durch diese offizielle Handlung.

Will die Prinz Bernhard Mühle ihr Recht bekommen, so muss doch einiges in der Umgebung passieren. Sie steht nicht mehr auf einem freien Heidefeld, sondern wird von hohen Bäumen umringt. Diese stehen teilweise auf Privatgebiet, so das gegenüber den Eigentümer schon noch Überzeugungskraft notwendig ist. Aber hoffentlich ist einsehbar, das eine Mühle nur funktioniert, wenn die Umgebung frei von Begrünung ist. Die Merlickser Mühle verdient es sich frei zu drehen und zu mahlen, als alte Zier der Landschaft.

Prins Bernhard Molen

Prins Bernhard Molen Herkenbosch
Prins Bernhard Molen Herkenbosch Folgt man dem Radwanderweg von St Odilienburg nach Herkenbosch, kann man diese Mühle in voller Schönheit an der Rurterasse erblicken. Ein Besuch lohnt sich.

info

Horn ist ein Kirchdorf in der Gemeinde Leudal der niederländischen Provinz Limburg. Es liegt am Maasufer auf der linken Maasseite, gegenüber von Roermond an der Maasbrücke der Autobahn-ähnlichen Nationalstraße N 280. Horn hat 3.972 Einwohner (Stand 1. Februar 2007).

de Hoop

de Hoop en Horn
de Hoop en Horn

zur Mühle

Hervorragende Information zu diser Mühle unter http://www.molendatabase.nl/nederland/molen.php?nummer=426


"Nog voor de vereiste vergunning was verleend, werd in 1817 met de bouw van de windmolen op de Muyenberg, later de Mussenberg genoemd, begonnen. Twee inwoners van Horn, landbouwer Jacques Leurs, die ook de grond beschikbaar stelde, en molenaar Willem Evers waren de opdrachtgevers.
Let wel: dit zestienkant was niet nieuw: Leurs en Evers kochten het in Duitsland, vervoerden het naar Horn en bouwden het daar op. Helaas is over de herkomst in Duitsland vooralsnog niet meer bekend.
Zonder problemen ging de bouw in Horn niet: Baron de Keverberg d'Aldenghoor in Haelen tekende bezwaar aan; hij bezat een standerdmolen tussen Horn en Haelen, die voor de Franse Tijd de banmolen van beide dorpen was. Helaas voor de baron: de molendwang was inmiddels afgeschaft; de bezwaren werden niet ontvankelijk verklaard en de vergunning alsnog verleend.
Rond 1840 stond de windmolen op naam van Hendrik Verlinden, landbouwer te Beegden. In 1883 verkochten zijn erfgenamen de molen aan Jan Michel van de Voort. Hij was getrouwd met Hendrika Hubertina Trouwen, dochter van een molenaar uit Nederweert. Drie jaar eerder was Van de Voort al eigenaar van De Welvaart, de andere molen van Horn, geworden.
Bij de boedelscheiding in 1905 kreeg zijn zoon Peter Adriaan Hubert de windmolen De Hoop, waarop hij molenaar was. Vervolgens vererfde de molen in 1932 aan Jan Michiel Hubert van de Voort, echtgenoot van Maria Sophia Agnes Vermeulen.
In de jaren dertig lagen er op de molen twee koppel 17der maalstenen. Een koppel bestond uit blauwe Duitse stenen, waarmee boekweit en tarwe werd gemalen. Het zeven van de bloem uit het tarwemeel en de doppen uit het boekweitmeel vond plaats met een buil. De molen, met zijn korte gevlucht en kleine overbrengingsverhouding van 1: 4,4 maalde tamelijk licht, maar de capaciteit was niet groot. In 1911 plaatste Peter van de Voort een kleine maalstoel met een liggende benzinemotor in de gemetselde onderbouw van de molen.
In het voorjaar van 1934 werden Dekkerwieken aangebracht door Cor en Piet van Beek uit Nieuwe-Wetering (Z.H.). In een advertentie in De Molenaar van 16 mei 1934 vraagt molenaar Van de Voort een "ijzeren Spoorweg voor Windmolen, doorsnede middenring ca 3.80 Meter". Kennelijk wilde hij een Engels kruiwerk en dat zit nu inderdaad in de molen.

Totale vernieling als gevolg van de oorlog bleef beide Horner windmolens bespaard. In de nacht van 15 op 16 november 1944 bracht een Duits Sprengkommando een lading in de molen aan. Tijdens de voorbereidingen begon een Engelse aanval; toen het iets rustiger werd, zochten de Duitsers bescherming en keerden niet meer terug. De schade aan de molen bleef beperkt en kon direct na de bevrijding door de molenmakers Adriaens worden hersteld.

Helaas overleed molenaar Van de Voort al op 49-jarige leeftijd in 1949. De weduwe Van de Voort besloot vervolgens om, met de hulp van haar 16-jarige dochter Betsie, zelf de molen te bedienen. Zij was een aantal jaren de enige vrouw, die het molenaarsvak op een windmolen uitoefende. Dit trok de aandacht van de pers, in het bijzonder van de damesbladen. Haar moed en doorzettingsvermogen vonden waardering bij de Nederlandse Katholieke Bond van Molenaars St. Victor en de Vereeniging De Hollandsche Molen. De energieke voorzitter van de molenaarsbond St. Victor, Harrie Trouwen uit Heeze (N.B.), stelde middelen beschikbaar voor een elektrisch hulpgemaal om het werk van de twee vrouwen te verlichten, zodat bij harde wind of windstilte met de motor kon worden gemalen.
Een dringend noodzakelijke onderhoudsbeurt werd in 1951 door Adriaens uitgevoerd, waarbij onder andere lange schoren, kruilier, beplating van de Dekkerwieken en bekleding van de romp werden vernieuwd. Ondanks alle waardering en lof, die de instanties aan de weduwe Van de Voort hadden geuit, kwam er geen financiële hulp. De Hollandsche Molen en de bond St. Victor, die de bijdragen voor het herstel leverden, hadden nog een tekort van ƒ 400,-. Het rijk werd om ƒ150,- subsidie gevraagd, de provincie om ƒ 100,-; de gemeente kon wel ƒ 100,- geven, zo werd geoordeeld. Tenslotte werd het eerstgenoemde bedrag door het rijk als renteloos voorschot verstrekt; twee jaar later kende het College van Gedeputeerde Staten van Limburg een subsidie van ƒ 100,- toe. Deze bedragen vormen een schril contrast met de subsidies, die 25 jaar later werden uitgekeerd om de molens als monument te restaureren.
Op het einde van de jaren vijftig liep het gemaal van de molen sterk terug als gevolg van het gebruik van door een hamermolen gemalen gemengd veevoer op de boerderij. Met de stilstand bleef ook het onderhoud achterwege en op den duur raakte de zeldzame molen in slechte staat.
In 1968 besloot de gemeente Horn de molen voor ƒ 8910,- aan te kopen; twee jaar later nam zij eveneens De Welvaart over. In 1974 en 1975 werden beide molens door de firma Adriaens gerestaureerd.

De Hoop onderging het omvangrijkste herstel sedert zijn bestaan: het gehele uitwendige staande werk, staart en stroomlijnsysteem werden vernieuwd. De molenromp was oorspronkelijk met leien gedekt, gedeeltelijk nog met fraaie franse anjer-leien. Van de Voort had deze bedekking destijds laten vervangen door dakleer, omdat veel leien loszaten. Uiteindelijk besloot het gemeentebestuur de romp opnieuw van leien te voorzien. Het dek werd op een laag dakleer werd aangebracht. De kap kreeg eiken schaliën, eveneens op een onderlaag dakleer. Na de restauratie, waarbij kosten noch moeite werden bespaard, zag de molen er weer prachtig uit. Sindsdien werd de molen weer regelmatig in werking gebracht, al werd er niet meer gemalen.

Helaas raakte het Dekkersysteem in de loop van de jaren minder goede staat (zo waren de remkleppen al geruime tijd verwijderd) en draaide de molen steeds minder.
Een restauratie werd voorbereid en startte op 14 november 2008 met het strijken van de roeden.
Bijzonder was met name de binnenroede: deze was in 1925 door de firma Fransen (Vierlingsbeek) geleverd en de laatste Fransen-roede die nog op zijn oorspronkelijke plaats zat. Helaas kon deze roede niet gehandhaafd blijven en werd vervangen door een nieuw gelast exemplaar. Na ingrijpend herstel is de molen op 3 oktober 2009 feestelijk in gebruik genomen.

Deze molen is zeer bijzonder: het zestienkant is op zich al uniek, maar er zit meer in: het bestaat uit acht 'ware' en acht 'valse' stijlen: die laatste zijn niet uit één, maar drie stukken. Deze constructie is kennelijk niet bijzonder sterk geweest: al vroeg zijn aan de binnenzijde extra veldkruisen gestoken, alleen in de 'ware' stijlen.

Tot slot: de belt van de molen is met 1,70 meter bijzonder laag; om onder de molen te komen moet men daarom 'afdalen'. "

Noch bevor die erforderliche Genehmigung erteilt wurde wurde 1817 mit dem Bau der Windmühle auf dem Muyenberg, später Mussenberg genannt, begonnen. Zwei Einwohner Horns, Landwirt Jacques Leurs, der auch den Grund stellte und Müller Willem Evers waren die Auftraggeber.



Das sechszehn eckige Bauweise war nicht neu, Leurs und Evers kauften sie in Deutschland, überführten sie nach Horn und bauten sie dort auf. Leider ist von der Herkunft in Deutschland nichts bekannt.

Ohne Probleme ging der Bau in Horn nicht vorbei. Baron de Keverberg d’Aaldenghoor in Haelen beschwerte sich, er besaß eine Mühle zwischen Horn und Haelen, die vor der Franzosenzeit eine Bannmühle für beide Dörfer gewesen war. Schlecht für den Baron, das der Mühlenzwang in der Zwischenzeit abgeschafft war, die Beschwerde wurde abgelehnt und die Erlaubnis erteilt.



Bis 1840 lieft die Mühle unter dem Namen von Hendrik Verlinden, einem Landwirt aus Beegden. 1883 verkauften seine Erben die Mühle an Jan Michel van de Voort. Er war verheiratet mit Hendrika Hubertina Trouwen, Tochter eines Müllers aus Nederweert. Drei Jahre Früher war van de Voort auch Eigentümer von de Welvaart geworden.



Bei der Erbteilung 1905 bekam sein Sohn Adriaan Hubert die Windmühle, wo er auch Müller war. Dieser vererbte sie 1932 an Jan Michel Hubert van de Voort, Ehemann der Maria Sophia Agnes Vermeulen.



In den 30ziger Jahren lagen in der Mühle 2 Paar 17ener Steine. Ein paar bestand aus blauem deutschen Stein, damit wurde Buchweizen und Weizen gemahlen………….

Die totale Vernichtung im Krieg blieb den beiden Mühlen erspart. In der Nacht vom 15 auf den 16 November 1944 brachte ein deutsches Sprengkommando eine Ladung an der Mühle an. Während dieser Vorbereitungen begann ein englischer Angriff. Als es ruhiger wurde brachten sich die Deutschen in Sicherheit und kehrten nicht mehr zurück. Die Schäden an der Mühle blieben gering, so das direkt nach der Befreiung mit den Ausbesserungen durch Mühlenbauer Adriaens begonnen wurde.



Leider starb der Müller van de Voort im 49 jährig 1949. Die Witwe van de Voort beschloss, mit Hilfe der 16 jährigen Tochter Betsie, selber die Mühle zu bedienen. Sie war eine Anzahl Jahren die einzige Frau, die das Müllerhandwerk auf der Mühle ausführte. Dies zog die Aufmerksamkeit besonders von Frauenzeitschrift auf sich. Ihr Mut und Durchsetzungsvermögen wurden durch den Nederlandse Katholieke Bond van Molenaars St. Victor und der Vereeniging De Hollandsche Molen anerkannt. Der energische Vorsitzende des Müllerbundes St.Victor, Harrie Trouwen aus Heeze, stellte Mittel zur Verfügung um ein elektische Hilfmahlwerk einzurichten und um die Arbeit der Frauen bei Sturm oder Windstille zu ermöglichen………….

Ende der 50ziger Jahre ging das Mahlen von Mahlgut auch das für Viehfutter stark zurück. Dadurch konnte auch die Mühle nicht mehr so Instand gehalten werden und sie kam in einen schlechten Zustand.



1968 beschloss die Gemeinde Horn, die Mühle für 8910 Gulden zu kaufen, zwei Jahre später auch die Welvaart. 1974 und 1975 wurden beide Mühlen durch die Firma Adraens restauriert. Die Mühle erhielt ihre umfangreiste Renovierung. Sie wird auch noch genutzt, aber nicht mehr zum Mahlen.

Übersetzung webmaster

de Welvaart

de welvaart
de welvaart
Die Wohlfahrt
Die Wohlfahrt Kornmühle Typ ???. Gebaut 1825. Kornmühle.Eigentum der Gemeinde Horn. Vollständig restauriert 1975

Info zur Mühle

Info dazu unterhttp://www.molendatabase.nl/nederland/molen.php?nummer=427


"De molen heeft een sterk rechtop gaande romp met kleine doorsneden, waarin op de steenzolder twee koppels 15der stenen een plaats vonden. De maalzolder heeft een middellijn van bijna 4 m., het spoorwiel heeft een middellijn van slechts 1,70 m., gemeten op de steekcirkel van de kammen. Met een gevlucht van 22,3 m. en een overbrengingsverhouding van 1 : 5,14 kon met deze voor een windmolen kleine steenmaat gemakkelijk bakrogge en voergraan worden gemalen.

Het merkwaardige molentje werd gebouwd in opdracht van Joseph Aerts. Deze was in Nederweert geboren en vestigde zich later in Weert. In 1864 kreeg hij van het provinciaal bestuur toestemming voor de bouw van een windmolen in de buurtschap Sanenkamp, die in 1865 in gebruik werd genomen.

Die merkwürdige Mühle wurde im Auftrag von Joseph Aerts gebaut. Dieser war in Nederweert geborten und zog dann nach Weert. 1864 bekam er die Genehmigung der Provinzialbehörde, in der Nachbarschaft von Sanenkamp zum Bau, die 1865 in Betrieb ging.

Na het overlijden van Aerts vond in 1872 een deling van de nalatenschap plaats en werd zijn weduwe Johanna Maria van Brussel eigenaar. In 1880 verkocht zij de molen aan Jan Michiel van de Voort. Drie jaar later kocht hij de windmolen De Hoop en verkocht de molen De Welvaart in hetzelfde jaar aan Jan Nijs, afkomstig uit Beegden. In 1889 liet Nijs bij de molen een woning bouwen. Hij stierf in 1924, waarna de weduwe Nijs met Leo Linssen als knecht het maalbedrijf voortzette. In 1929 kocht Linssen de molen.
De volgende jaren liet de nieuwe eigenaar een groot aantal verbeteringen uitvoeren. Toen Linssen nog als knecht bij de weduwe Nijs werkte, moest hij bij langdurige windstilte naar de Hammermolen in Neer om daar het graan te laten malen. Als zelfstandige molenaar wilde hij onafhankelijk zijn. In het Duitse Geldern kocht Linssen een elektrische dubbele maalstoel met 16der stenen. De maalstoel werd in een gemetselde ruimte tegen de molenromp geplaatst, waarvoor een gedeelte van de molenberg werd weggegraven. In die tijd had de molen nog een houten as en een houten gevlucht, die aan vervanging toe waren.

Nach dem Tode vam Aerts wurde sie unter die Erben aufgeteilt und seine Witwe JIhanna Maria van Brüssel wurde Eigentümer. 1880 verkaufte sie die Mühle an Jan Michel van de Vort. Drei Jahre später kaufte dieser die Mühle De Hoop und verkaufte de Welvaart im selben Jahr an Jan Nijs, aus Beedgen gebürtig. Dieser ließ 1889 eine Wohning bei der Mühle bauen. Er starb 1924, darob seine Witwe mit dem Knecht Leo Linssen den Mahlbetrieb fortsetzte

Door bemiddeling van Chr. van Bussel uit Weert kocht Linssen in 1933 de complete afbraak van de achtkante stellingmolen in Rhienderen, gem. Brummen (Gld.), voor ƒ 275,-. Met een kleine aanpassing van de romp pasten kap, bovenas met -wiel en vang. De molenroeden werden om onbekende redenen niet gebruikt. Een koppel maalstenen met staakijzer, rondsel en andere toebehoren reserveerde Van Bussel voor de herbouw van de grondzeiler in Nederweert-Kreyel, die in februari 1933 geheel was uitgebrand. Andere onderdelen van het gangwerk nam Jacques Bruekers in Nederweert over.
In Hilvarenbeek (N.B.) kocht Linssen een gebruikte Fransenroede en in Neerkant (N.B.) een Potroede van de achtkant Oom Paul.
De verbouwing van de molen werd uitgevoerd door de molenmaker Hub. Adriaens uit Weert, die tevens het recht kreeg de gepatenteerde Dekker-stroomlijnwieken aan te brengen.

De molen overleefde, net als zijn zestienkante buurman, de oorlog. Op dezelfde avond, dat in De Hoop een springlading door de Duitsers werd aangebracht werden ook in De Welvaart dergelijke voorbereidingen getroffen. Toen de verdragende Britse kanonnen het vuur openden, verlieten de Duitsers de molen en lieten deze verder ongemoeid. Bij de beschietingen werd wel het wiekenkruis beschadigd.

In 1951 liet Linssen door Hub. Adriaens de Potroede vervangen door een andere gebruikte roede en het Dekkersysteem door dat van Van Bussel. Uit de oude Potroede werd een lange spruit gemaakt en in de kap geplaatst.
Enige jaren later kocht Linssen een hamermolen type Econoom van de Gebr. Jaspers uit Aarle-Rixtel (N.B.) en een mengketel, die op de plaats van de dubbele maalstoel werden geïnstalleerd. Ook de maalstenen van de windmolen waren in onbruik geraakt en de molen werd niet meer onderhouden.

In 1970 nam de gemeente Horn de windmolen met toebehoren van de familie Linssen over, waarna een restauratie volgde.
Op 16 augustus 1975 werden de restauraties van De Hoop en De Welvaart met een groots opgezet molenfeest afgesloten.

De het sleepwiel van het luiwerk is een oud schijfloopblad; de staartbalk is een oude houten roede.

Vóór de restauratie van 1975 waren de roeden grijs geschilderd. De askop was groen met witte randen en ster. De groene baard met witte rand had dezelfde vorm als thans. De windpeluw was wit, het voorkeuvelens groen, de waterdeuren met witte randen "

Diese merkwürdige Mühle wurde im Auftrag von Joseph Aerts gebaut. Dieser war in Nederweert geboren, und siedelte sich dann in Weert an. 1864 bekam er die Zustimmung der Provincialbehörde in der Nachbarschaft Sanenkamp zu bauen. Dort ging sie 1865 in Betrieb.

Nach dem Tode von van Aerts 1872 wurde das Erbe aufgeteilt und seine Witwe Johanna Maria van Brussel Eigentümer. 1880 verkaufte sie die Mühle an Jan Michael van de Voort. Drei Jahre später kaufte dieser auch „De Hoop“ und verkaufte die Mühlen im selben Jahr an Jan Nijs aus Beegden. 1889 ließ Nijs eine Wohnung bei den Mühlen bauen. Er starb 1924, als seine Witwe den Mahlbetrieb mit dem Knecht Leo Linssen vortsetzte. 1929 kaufte Linssen die Mühle. In den folgenden Jahren ließ dieser viele Verbesserungen durchführen. Als Linssen noch Knecht war, muste er bei Windstille immer zur Hammermühle nach Neer, um mahlen zu lassen. Als selbständiger Müller wollte er unabhängig sein. Im deutschen Gelderland kaufte er ein elektrisches Mahlwerk mit 16ner Steinen…….

Durch Vermittlung von Chr. Van Brussel aus Weert kaufte Linssen 1933 den kompletten Abbruch einer 8kantigen Mühle in Rhienderen, Gemeinde Brummen . Dies wurde zur Restauration der Mühle eingesetzt. Ausführung durch den Mühlenbauer Hub. Adrianes aus Weert.

Die Mühle überlebte auch wie ihr Nachbar den Krieg. Am selben Abend wurde auch an ihr durch die Deutschen eine Sprengladung angebracht. Bei dem englischen Angriff wurden auch sie verjagt und lediglich das Segel durch den Beschuß beschädigt….

Auch diese Mühle wurde 1970 durch die Gemeinde übernommen
Übersetzung webmaster

info

Ohé en Laak is a small village in the province of Limburg, Netherlands, which has been subsumed into the municipality of Maasgouw. The village used to be home to several castles, one of which is Hasseltholt which is popularly called "Het Geudje". The other was the castle of Walburg. This castle was ruined and is fully removed now. The soccer team is called Walburgia. Furthermore there is a renovated windmill called "De Hompesche molen". In the past this windmill was used for milling wheat and corn flower. The village of Ohé en Laak has got a nice yacht harbour at the river Maas and currently there are three campsites. The majority of the inhabitants are Roman Catholics, there is a church called "Onze Lieve Vrouw Geboorte" and a chapel called "Sint Anna-kapel".

http://nl.wikipedia.org/wiki/Hompesche_Molen

Ohe en Laak ist ein Kleines Dorf in der Provinz Limburg, das zur Verbundgemeinde Maasgau gehört. Das Dorf verfügt über einige Schlösser, wovon Hasseltholt, genannt "Het Geudje" wohl das bekannteste ist. DA sandere ist das Schloss Walburg. Es war verfallen und ist wiederaufgebaut. Das Fußballteam nennt sich Walburgia. Weiterhin gibt es nicg eine Windmühle, die"De Hompesche molen". In der Vergangenheit wurden dort Futtermittel und Korn aufbereitet. Der Ort hat einen schönen Jachthafen und 3 Campingplätze. Die Mehrheit der Einwohner ist römisch-katholisch, die Kirche wird 2unserer lieben Frau Geburt" und die Kaplelle "St Anna " genannt.

http://nl.wikipedia.org/wiki/Hompesche_Molen

Hompesche Molen

zur Mühle

Seit 1719 war die Herrlichkeit Stevensweert in den Händen von Graf Reinier Vincent van Hompesch. Dieser wollte eine eigene Bannmühle, wo die Einwohner von Stevensweert (und das zugehörige Dorf Ohé) verpflichtet waren, ihr Korn mahlen zu lassen. Dadurch kam der Graf in den Genuss des Ernteaufkommens. Es war schon eine Mühle vorhanden, aber die war in militärischen Besitz. Die neue Mühle wurde zwischen 1721 und 1722 gebaut.

Während des 2. Weltkrieges erhielt die Mühle so schwere Schäden, dass sie nicht mehr funktionierte. Zwischen 1948 und 1949 wurde sie restauriert. Dadurch, daß der damalige Müller sich später einen neuen Berufszweig zuwandte, wurde sie wiederum unbrauchbar und geriet in schlechten Zustand: Deshalb erfolgte zwischen 1975 und 1977 eine erneute Renovierung. Danach wurde noch jahrelang Weizen gemahlen. Seit 2005 ist sie das Besucherzentrum der Pannheelgruppe und der Stiftung Ark. Besucher können die Mühle frei besuchen. Seit 2009 ist das angrenzende Müllerhaus ein Cafe.

Seit 2011 führt hier ein Premiumwanderweg des Naturpark Maas Schwalm Nette vorbei http://wa-wa-we.eu/de/touren/molenplas/index.html

Begrüßungschild

Besichtigung gratis, koffie is klar
Besichtigung gratis, koffie is klar

Bedienung

"Het Maasmantje"
"Het Maasmantje"

Info

Sint Odiliënberg is a small village in central Limburg, in the Netherlands, east of the river Maas in the Roer valley. It is one of the six villages in the municipality of Roerdalen.

Standing on a hill is a Romanesque basilica with two towers dating from the eleventh century. Next to the basilica is a 10th century chapel, originally the parish church.

Until 1991, Sint Odiliënberg was a separate municipality. Since then it has been part of Ambt Montfort which in January 2007 formed a new municipality together with Roerdalen under the name of Roerdalen.

Mühle van Veerbeek

Die Mühle liegt an der Molenstr 14a. In dieser Wallholländermühle wurde Getreide gemalen. 1883 wurde sie, nachdem ein Brand sie 1882 zerstört hatte, wieder aufgebaut.
Siehe hierzu auch dieWebsite.

siehe auch http://www.molendatabase.nl/nederland/molen.php?nummer=464
.
"In 1871 kreeg Peter Joseph Aerts, molenaar te Horn, van het provinciaal bestuur toestemming een windmolen te bouwen. Aerts ging echter niet tot de bouw over, waarna de weduwe Aarts het perceel in 1874 verkocht aan Gerardus Janssen, zonder beroep, te St. Odiliënberg. Janssen liet de molen voor zijn zoon Henri bouwen. Hij zou zelf de vruchtgebruiker worden. In 1876 verkochten zij het perceel aan Martinus Schmitz, winkelier en later molenaar te St. Odiliënberg. In welk bouwstadium de molen toen verkeerde is niet bekend.
De molen was een grondzeiler en brandde in 1882 af. Schmitz wilde de molen ongeveer 100 m. verder in het veld herbouwen, maar dat stond de verzekeringsmaatschappij niet toe, zodat de windmolen op dezelfde plaats in 1883 werd herbouwd, maar dan als een stenen bergmolen. Schmitz kwam echter in financiële moeilijkheden en in 1884 werd de molen door Willem Janssen, grondeigenaar in Melick, aangekocht. In 1888 verkocht Janssen de molen met toebehoren aan Lambert Verbeek te Posterholt. Na zijn overlijden werden Peter, Jacques, Jan, Louis en Catharina Verbeek eigenaren. Bij de boedelscheiding in 1901 kreeg Jacques de windmolen van St. Odiliënberg.

In 1928 werd het houten gevlucht door de molenmakers Gebr. Hendrickx vervangen door een ijzeren, waarvan gezegd werd dat het afkomstig was van een poldermolen uit de buurt van Hoorn (N.H.).
Bij de boedelscheiding in 1937 werden de zonen Harrie en Louis Verbeek eigenaren van de molen. Het bedrijf voerde de firmanaam Gebr. Verbeek. Harrie was molenaar en Louis dreef de handel.
In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog had de forse windmolen een druk gemaal in St. Odiliënberg. Er waren twee koppels stenen, waarvan één in de jaren ’30 werd voorzien van een aandrijfas met een conische tandwieloverbrenging op de steenspil en een Crossley-dieselmotor, die onderin de molen stond.
In de jaren 1945-1946 werd de molen door de toen reeds bejaarde molenmaker Joseph Hendrickx uit Heel van de oorlogsschade hersteld. Hij bracht bovendien een aantal ingrijpende veranderingen aan.
De koppen van de moerbalken en de draagbalk, waarop de koning rust, waren verrot en werden vervangen door ijzeren breedflens-profielbalken, omdat eikenhouten balken niet leverbaar waren. Elk koppel stenen ligt op een houten bed, dat op de onderflenzen van twee profielbalken rust. Door middel van drie bouten kan de hoogte van de ligger gesteld worden. Een koppel 17der stenen wordt door de wind aangedreven. Voor het andere koppel, dit zijn 16der stenen van amaryl met een zacht bodemsel, werd een nieuw onderdrijfwerk gemaakt. De aandrijfas ligt onder de steenzolder en is voorzien van een conische tandwieloverbrenging op de steenspil en een riemtransmissie op een elektromotor. De windmolen heeft een fraai uitgevoerd luiwerk om de zakken te hijsen, een elektrisch luiwerk en een elektrisch aangedreven elevator voor het transport van losgestort maalgoed.
Eveneens in 1946 werden de wieken gestroomlijnd volgens het systeem Van Bussel met uitneembare borden. De vormgeving en de stand van het profiel wijken nogal af van het model, dat Van Bussel door zijn eigen molenmakers liet aanbrengen. Evenals in de vooroorlogse jaren werden de wieken weer geschilderd in de nationale driekleur, in brede schuine banen aangebracht.
In het begin van de jaren vijftig kochten de Gebr. Verbeek een Econoom-hamermolen van de Gebr. Jaspers in Aarle Rixtel (N.B.) voor het malen van veevoer. De windmolen werd als gevolg daarvan korte tijd later stilgezet.
Het bedrijf schakelde later praktisch geheel over op de handel in mengvoeders, en voer voor huisdieren.
Louis Verbeek overleed in 1968, Harrie in 1986. Gedurende de laatste jaren van het bestaan van de firma was J.A. Palmen, al sinds 1939 bij het bedrijf werkzaam, zaakvoerder.

De windmolen kwam in bezit van de erven Verbeek. Hij stond op naam van A.M. Verbeek-Bekkers en haar zoon Jacques, en van H.C. Verbeek-Schmitz en haar dochter Gerion. In 1989 verkochten de erven Verbeek de molen aan de gemeente St. Odiliënberg.

Het dorp St. Odiliënberg heeft zich in de loop der jaren flink uitgebreid. De nieuwe woonwijk achter de molen werd in laagbouw uitgevoerd, zodat de windbelemmering binnen zekere grenzen bleef. De molen past nog steeds mooi in het dorpsbeeld.
In 1944 lag de omgeving helemaal open en de molen had ook aan bovengenoemde zijde een onbelemmerde windvang. Het is dan ook opmerkelijk, dat de Duitsers de windmolen hebben ontzien, hoewel alle kerktorens, windmolens en andere hoge objecten in de Roerdriehoek door Sprengkommandos werden opgeblazen.
Na een kort en fel gevecht werd St. Odiliënberg op 27 januari 1945 door de Britten veroverd. Het dorp leed zware oorlogsschade. De schade aan de molen bleef beperkt tot flinke gaten in de romp en schade aan het gevlucht. "

1871 erhielt Peter Joseph Aerts, Müller zu Horn, von der Provincialbehörde die Erlaubnis, eine Windmühle zu bauen. Aerts kam aber nicht zum Bauen, weshalb seine Witwe die Parzelle 1874 an Gerardus Janssen aus Odilienberg verkaufte. Janssen ließ die Mühle von seinem Sohn Henri bauen, er selbst hatte nur den Nießnutz. 1876 verkauften sie die Parzelle an Martinus Schmitz, Händler und später Müller zu Odilienberg. In welchem Baustadium die Mühle war, ist nicht bekannt.

Die Mühle brannte bereits 1882 ab. Schmitz wollte die Mühle ungefähr 100 Meter entfernt im Feld wiederaufbauen, aber die Versicherungsgesellschaft war dagegen, so dass die Mühle an derselben Stelle 1883 erbaut wurde, dann aber als eine steinerne Bergmühle. Schmitz kam aber in finanzielle Schwierigkeiten und so wurde sie 1884 an Willem Janssen, Grundherr in Melick, verkauft. 1888 verkaufte Janssen sie wieder mit allem Zubehör an Lambert Verbeek zu Posterholt. Nach seinem Tod wurden Peter, Jacques, Jan Louis und Catharina Verbeek Eigentümer. Bei einer Vermögensteilung 1901 erhielt Jacques die Odilienberger Windmühle. 1928 wurden die hölzernen Flügel durch den Mühlenbauer Ger, Hendrichx durch eiserne ersetzt. Die stammten aus einer Poldermühle aus der Nähe von Hoorn(Nord Holland).

Bei einer Vermögensteilung 1937 wurden die Söhne Harrie und Louis Verbeek Eigentümer der Mühle. Harrie war Müller und Louis betrieb den Handel.

In den Jahren vor dem 2. Weltkrieg wurde hier viel gemahlen. Es existierten 2 Paar Mühlsteine, wobei eine Paar durch einen Dieselmotor, der unter der Mühle stand, angetrieben wurde.

In den Jahren 1945-1946 wurde die Mühle durch den schon betagten Mühlenbauer Joseph Hendricks aus Heel von den Kriegsschäden befreit.

Technische Veränderungen............................................
In den 50ziger Jahren kauften die Gebr.Verbeek eine Econoom Mühlwerk für das Mahlen von Viefutter. Als Folge davon wurde die Windmühle stillgelegt. Der Betrieb wurde komplett auf den Handel mit Futter für Haustiere umgestellt.

Louis Verbeek starb 1968, Harrie 1986. Während der letzten Jahre wurde die Firma von J.A.Palmen geführt, der bereits seit 1939 dort arbeitete.

Die Windmühle kam in den Besitz der Erben Verbeeks. Hier sind A.M. Verbeek-Bekkers und ihr Sohn Jacques, sowie H.C. Verbeek-Schmitz und ihre Tochte Gerion zu nennen. 1989 verkauften die Erben die Mühle an die Gemeinde.

Das Dorf St.Odilienberg hat sich im Laufe der Jahre stark ausgebreitet. Die neuen Wohnbezirke hinter der Mühle wurden in Niedrigbauweise ausgeführt, so dass die Windabschirmung gering blieb. Die Mühle passt noch immer schön in das Dorfbild. 1944 lag die Mühle ganz offen und hatte auch in der obengenannten Ausrichtung keine Windbehinderung. Daher ist es erstaunlich, das die Deutschen beim Abzug die Mühle übersehen haben, sind doch alle Kirchtürme, Windmühlen und andere hohe Objekte im Rurdreieck durch Sprengkommandos gesprengt worden.

Nach einem kurzen und heftigen Gefecht wurde St. Odilienberg am 27.Januar 1945 durch britische Truppen erobert. Das Dorf wurde dabei schwer beschädigt, der Schaden an der Mühle blieb beschränkt.

Molenstr

Standerdmolen van Urmond

De standerdmolen van Urmond is een standerdmolen in het Limburgse Urmond (gemeente Stein). De molen is in 1805 gebouwd en is tot aan het begin van de Tweede Wereldoorlog in bedrijf geweest. In 1953 is de molen dankzij tussenkomst van Vereniging De Hollandsche Molen gerestaureerd. In 1964 is de Urmondse standerdmolen verkocht aan de toenmalige gemeente Urmond. In 1971-'73 is de molen gerestaureerd. aus http://nl.wikipedia.org/wiki/Standerdmolen_van_Urmond

die Mühle

zur Mühle

aus http://www.molendatabase.nl/nederland/molen.php?nummer=476

Geschiedenis

De Urmondse molen werd in de Franse Tijd gebouwd in opdracht van Egidius Bauduin, gehuwd met Anna Elisabeth Jorissen, een dochter uit een oud en aanzienlijk Urmonds geslacht. Egidius 'Gilles' Bauduin was in zijn tijd een gefortuneerde reder, die in Urmond in hoog aanzien stond. Urmond was eeuwenlang een belangrijke Maashaven.

In 1803 werd met de bouw van de molen op de Merckenseick begonnen, in 1805 was hij gereed. Na het overlijden van Gilles Bauduin kwam de molen met ruim honderd andere eigendommen in het bezit van de rentenier Dominique Willem Bauduin en vervolgens van zijn erfgenamen. Zij verkochten de molen in 1884 aan Peter Nicolaas Strijkers, burgemeester van Urmond en zijn broer Adolf. In de familie vonden daarna enige transacties plaats, waarbij Peter Nicolaas Strijkers voor 2/3 deel en zijn broer de landbouwer Mathias voor 1/3 deel eigenaar werden.

In 1927 verkochten ze de molen aan Willem Wirtz, een molenaar uit Nieuwstadt, die in hetzelfde jaar een woning met opslagruimte op het molenerf liet bouwen. Drie jaar later verkocht hij zijn nieuwe bezittingen aan Laurens Storms te Sittard. Storms, die een aannemersbedrijf had, bouwde in 1932 tegen de zijgevel van het huis een maalderij, waarin een enkele maalstoel met een benzinemotor werd geplaatst. De windmolen liet hij door Leo Janssen uit Sevenum herstellen; hierbij werden onder andere de houten roeden werden vervangen door ijzeren.

De molen werd verpacht aan Franciscus Leers, die het verlopen gemaal weer moest opbouwen. Hij reed zelf vaak de molenkar om het maalgoed bij de boeren op te halen. In 1964 verkocht Storms de molen aan de gemeente Urmond.

Kort na 1945 werd de molen stilgezet, hoewel er geen oorlogsschade was geleden. Daarna ging de staat van onderhoud snel achteruit. In 1952 werd het herstel begroot op ? 7000,-. Vereniging De Hollandsche Molen heeft veel moeite gedaan om de molen te restaureren. Zij stond echter voor het probleem, dat de eigenaar de helft van de restauratiekosten als bijdrage moest leveren. Een verhoging van de pacht was voor een stilstaande molen niet mogelijk.

De Hollandsche Molen wist tenslotte te bewerkstelligen, dat de molen in 1953 werd gerestaureerd. Het omvangrijke werk werd uitgevoerd door de firma Gebr. Adriaens uit Weert. De twee Belgische roeden, fabrikaat Verhaeghe, werden voorzien van Van Bussel-stroomlijnwieken met remkleppen. De kap, die aanvankelijk met losagnes was gedekt, werd vervangen door een nieuwe, voorzien van rubberroid met een laag rode steenslag. Ook de bovenbouw of de kast werd van nieuwe planken voorzien. De planken tegen de borst, die oorspronkelijk met geteerd asfaltpapier waren gedekt, werden gepotdekseld en in visgraatverband aangebracht. De paraplu van de halfgesloten, lage onderbouw werd eveneens vernieuwd en gedekt met dakleer.

Op 19 september 1953 werd de weer als nieuw uitziende molen feestelijk in bedrijf gesteld en wat belangrijk was: er werd weer op windkracht gemalen. Dit ging echter niet zonder problemen. In 1957 raakte een wiektop de grond als gevolg van de slechte staat van de molenas. Deze as was van hout en voorzien van een ijzeren insteekkop van het fabrikaat Smulders uit Utrecht. De toestand van het gat in de as, waarin de staart van de kop is gestoken, liet al in 1953 te wensen over. Later werden enige extra ijzeren stroppen om de as gelegd. De vleugels van de staart hadden echter sneller dan verwacht zodanige ruimte gekregen, dat de askop zakte.

De kostenbesparing op een andere as kwam de eigenaar uiteindelijk duur te staan. Het betekende tevens het definitieve einde van de molen als maalwerktuig. Storms had voor de kostbare vervanging van de as geen geld meer over. Het verval deed weer zijn intrede en bovendien leed de molen enige mijnschade.

In 1964 werd de molen met de bijbehorende opstallen en gronden door de gemeente Urmond aangekocht voor de verwezenlijking van het uitbreidingsplan De Bramert. In 1967 besloot de gemeente tot een restauratie, die pas in de jaren 1971-1973 door de Gebr. Adriaens uit Weert werd uitgevoerd. De as werd vervangen door een andere houten as voorzien van een Belgische insteekkop, fabrikaat Van Aerschot Herentals, afkomstig van de bergmolen uit Hamont-Loo (B). Er werden twee nieuwe Dreckx-roeden gestoken, welke Oudhollands werden opgehekt. Verder werd e gehele staart vernieuwd en ook de kruisplaten in de voet, de windpeluw en diverse andere onderdelen.

De stenen op de achtermolen dateren uit de jaren veertig en werden vervaardigd door de Belgische molensteenfabrikant Francois Janssen te Visé. De loper daarvan rust op een fraaie Engelse balanceerrijn. Het koppel op de voormolen dateert nog uit de jaren dertig en werd geleverd door de N.V. Nederlandse Fabriek van Kunstmaalsteenen en complete maalinrichtingen v/h Koppen & Frings in Maastricht. De loper van dit koppel draait op een pennetjeswerk. Dit eenvoudige en doelmatige
balanceerwerk werd veel op standaardmolens toegepast als vervanging van het vast werk, waarbij het gat in de molenrijn vast op de kop van de steenspil zit. De steenspil staat bij pennetjeswerk stil, zodat ook het onderhoud van het steenbuslager in de ligger kon vervallen en de taatspot in de pasbalk veel eenvoudiger kon worden uitgevoerd.

In de tijd, dat er op de standaardmolens ook tarwe werd gemalen, was in het koppel tarwestenen vastwerk onontbeerlijk. Tarwemeel moet zacht aanvoelen, grote zemelen en een gelijkmatige fijnheid hebben. Daarvoor is het nodig dat de loper met het gehele oppervlak over de ligger strijkt. Het afstellen van een loper met vastwerk vereiste echter een grote vakbekwaamheid van de molenaar. Bij het malen van voergraan en bakrogge is de fijnheid minder belangrijk. De aanwezigheid van een balanceerwerk bespaarde de molenaar veel tijd en soms ergernis bij het stellen van het vastwerk.

Na de bouw van een woonwijk veranderde ook de directe omgeving van de molen. Als monument van bedrijf en techniek staat hij nu in een park met hoge en lage houtaanplant, zowel verspreid als dichtbij de molen, die een aanzienlijke windbelemmering opleveren en het algemene zicht op de molen belemmeren.


In 2002/2003 onderging de molen een opvallende restauratie: het aswiel (bovenwiel) werd door de fa. Beijk zeer zorgvuldig hersteld, waarbij zoveel mogelijk oud materiaal gehandhaafd bleef. Het resultaat is een wiel dat er 'oud' uitziet maar er weer tientallen jaren tegenaan kan.

Die Urmonder Mühle wurde in der Franzosenzeit durch Egidius Bauduin gebaut. Er war mit Anna Elisabeth Jorissen, einer Tochter aus angesehenen Urmonder Geschlecht, verheiratet. Er war zu seiner Zeit ein erfolgreicher Reeder und hoch angesehen in Urmond. Urmond war jahrhunderteland ein wichtiger Maashafen.

1803 wurde mit dem Bau der Mühle auf dem Merkeneik begonnen, 1805 war sie fertig. Nach dem Tode Bauduins kam die Mühle mit rund hundert anderen Eigentümern in den Besitz von Dominique Willem Bauduin, ein Ergebniss seines Erbnamens. Sie verkauften die Mühle 1884 an Peter Nicolaas Strijkers, Bürgermeister von Urmond und seinen Adolf. Innerhalb der Familie fanden dann einige Transaktionen statt, wobei Peter Nicolaas Strijkers 2/3 und sein Bruder, der Landmann Mathias zu 1/3 Eigentümer wurden. 1927verkauften sie die Mühle an Willem Wirtz, einen Müller aus Nieuwstadt, der im selben Jahr eine Wohnung mit Lager auf dem Mühlengrund baute. 3 Jahre später verkaufte es seinen neuen Besitz an Laurens Storms aus Sittard. Storms, der einen Auftragsbetrieb hatte, baute 1932 gegen die Seitenwand ein haus mit Mahlwerk, das durch einen Bezinmotors angetrieben wurde. Die Windmühle ließ er durch Leo Janssen aus Sevenum restaurieren, wobei die hölzernen Flügel durch eiserne ersetzt wurden.

Die Mühle wurde an Franciscus Leers verpachtet, der das heruntergekommene Bauwerk wieder aufbauen musste. Er fuhr selbst oft, um bei den Bauern Mahlgut zu holen. 1964 verkaufte Storms die Mühle an die Gemeinde

Kurz nach 1945 wurde die Mühle stillgelegt, obwohl keine Kriegsschäden vorhanden waren. Danach ging ihr Zustand schnell bergab. 1952 wurde ihre Restaurierung mit 7000 Gulden beziffert.

Die Vereinigung De Hollandsche Molen hat sich viel Mühe mit der Restaurierung der Mühle gegeben. Sie stand vor dem Problem, das der Eigentümer die Hälfte der Restaurierungskosten beitragen musste. Eine Erhöhung der Pacht war bei einer stillstehenden Mühle nicht möglich. De Hollandsche Molen hat es dann doch hinbekommen, das die Mühle 1953 restauriert wurde. Die umfangreichen Arbeiten

Wurden durch Gebr. Adriaens uit Weert durchgeführt.

Technische Daten

Am 19.9.1953 wurde die Mühle mit neuem Angesicht wieder festlich eröffnet und was wichtig war, es wurde wieder mit Windkraft gemahlen……………..Das Kostensparen (der Renovierung) kam dem Eigentümer teuer zu stehen. Es bedeutete das definitive Ende der Mühle als Mahlwerk. Storms hatte für weitere Veränderungen kein Geld mehr übrig. Der Verfall trat wieder ein und überdies kamen Bergschäden dazu.

1964 wurde die Mühle mit dazugehörenden Aufbauten und Flächen von der Gemeinde Urmond aufgekauft um den weiteren Flächennutzungsplan von De Bramert zu realisieren. 1967 beschloss die Gemeinde eine Restaurierung, die in den Jahren 1971-1973 durch die Gebr. Adriaens uit Weert ausgeführt wurden (Einzelheiten der Restaurierung)

Nach dem Bau des Wohnungsviertels veränderte sich auch die direkte Umgebung der Mühle. Als Denkmal für Industrie und Technik steht sie jetzt in einem Park mit hohem und niedrigen Pflanzen, die so verteilt sind, das sie einen Windschutz für die Mühle bilden, aber auch die Sicht darauf behindern

2002/2003 wurde die Mühle nochmals renoviert.

Grubbenvorster staße

http://dehouthuizermolen.nl/index.php?option=com_c
http://dehouthuizermolen.nl/index.php?option=com_c Historie Al sinds de middeleeuwen is Lottum in het bezit geweest van zowel een wind- als een watermolen. In oude boeken, die toentertijd bijgehouden werden om administratief het zogenaamde leenstelsel bij te houden, staat het Daelderhof beschreven. Het Daelderhof was een leen vallend onder de heren van Broekhuizen die op hun beurt vielen onder de hertog van Gelre die vervolgens op zijn beurt, in ieder geval op papier weer horig was aan de koning. Genoemd Daelderhof bevatte naast een boerderij, wat land, een watermolen en vermoedelijk ook de voorloper van de Houthuizer windmolen.

Info

Zwischen Lottum und Grubbenvorst steht am Steilufer der Maas, in direkter Nachbarschaft zu Houthuizen die in 2008 erbaute Houthuizer Molen. Regelmäßig mahlen drei Lottumer Müller das Getreide. Über die Geschichte der in 1944 verwüsteten Mühle, den Wiederaufbau der neuen Mühle und die Mühlen im Tal der Maas wurde eine Ausstellung eingerichtet. Die Mühle liegt am Radwegenetz und der Lottumer Rosen-Radwanderroute.

Bitterswijk

Keyzerberg Forellenzuchtanlage
Keyzerberg Forellenzuchtanlage

Tungelroy

St. Anna Molen
St. Anna Molen Sint Anna is een korenmolen aan de Tungeler Dorpsstraat in Tungelroy (gemeente Weert) in de Nederlandse provincie Limburg. De molen werd in 1875 in opdracht van Jan Mathijs Peerlings gebouwd. De bouw had waarschijnlijk te maken met het sluiten van twee waterkorenmolens in 1880, toen de waterhuishouding verbeterd moest worden. Het gevlucht van de molen is in 1939 uitgerust met het Systeem van Bussel. De molen bleef tot begin van de jaren '70 in gebruik. Toen moest de molenaar zijn bedrijf stoppen en kwam de molen stil te staan. In 1991 kocht de gemeente de Sint Anna en liet de inmiddels vervallen molen restaureren. De molen werd gerestaureerd en tijdens de Limburgse Molendag op 2/3 oktober 2010 weer feestelijk overgedragen. Sedert 1 januari 2010 heeft de Molenstichting Weerterland het beheer over deze molen. De roeden van de molen zijn voorzien van het oudhollands hekwerk met zeilen. De molen is ingericht met twee koppel 17der kunststenen waarvan een is open gemaakt zodat het scherpsel van de stenen en de lagering van de bovensteen de z.g. loper goed zichtbaar is. De Sint Anna is in principe elke 1e woensdag van 13.00 tot 17.00 uur te bezichtigen. Ook wanneer de molen draait is bezoek welkom. uit http://nl.wikipedia.org/wiki/Sint_Anna_%28Tungelroy%29